|
|
Ten dienste van |
Ten dienste van |
Internationale |
Inspecties | gezondheid, CVTI |
Monsternemingen en analyses |
Controles bij invoer |
Fraudebestrijding | Barometers |
|
Dierengezondheid Afdrukbare versie | Laatst bijgewerkt op
02.05.2017
Het sanitaire beleid van het FAVV is erop gericht de vrije status te behouden en het toepassingsgebied uit te breiden. Het voorziet onder meer in onderzoek en systematische analyses in geval van abortus bij runderen en kleine herkauwers, een aangepaste wintercampagne, bloedanalyses van runderen uit landen die niet officieel vrij zijn van bepaalde ziektes bij hun binnenkomst in België en analyse en monitoring van ontwikkelingen van nieuwe of opnieuw opkomende dierenziektes. Het FAVV vertrouwt een belangrijk deel van het gezondheidstoezicht toe aan de gewestelijke verenigingen voor diergezondheid ARSIA en DGZ (monitoring en diagnose van meldingsplichtige ziekten, gerichte bewaking van ziektes in het kader van officiële surveillance en uitroeiingprogramma’s, ondersteuning en bedrijfsbegeleiding in het kader van ziektebewaking, identificatie en registratie van dieren) alsook aan het CODA (nationaal referentielaboratorium in het kader van dierziekten en zoönosen, epidemiologische recherche en risicoanalyse, verbetering van de kwaliteit van de databases die gebruikt worden bij de vaccinatiecampagnes en voor de controles dierengezondheid) en trekt hier jaarlijks meer dan 10 miljoen € voor uit. Ziekten waarvan België vrij is België is officieel vrij van verschillende ziekten bij rundvee en varkens: runderleucose (sinds 1 juli 1999), runderbrucellose en rundertuberculose (sinds 25 juni 2003), de ziekte van Aujeszky (sinds 4 oktober 2011). België is eveneens vrij van tal van andere ziekten, zoals mond- en klauwzeer, hondsdolheid, hoogpathogene aviaire influenza (laatste geval in 2003), Newcastle Disease bij pluimvee, klassieke varkenspest en blauwtong (sinds 15 februari 2012). De volledige lijst is beschikbaar op de website van het FAVV. In het kader van de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen is het voor België belangrijk om vrij te blijven van deze ziekten.
Na het brucellose-incident einde 2010 en begin 2012 met een laatste haard begin 2013 werd geen enkele haard van runderbrucellose meer vastgesteld. Het bewakingsprogramma voorziet een verplicht onderzoek bij verwerpingen en ook een onderzoek van bepaalde veehouderijen geselecteerd op basis van een risicoanalyse: Het tweemaal per jaar screenen van alle melkveebedrijven door het onderzoek van tankmelk werd opnieuw uitgevoerd. In 2016 waren alle resultaten gunstig. Rundertuberculose België is officieel vrij van rundertuberculose sinds 25 juni 2003. Dit betekent dat op jaarbasis op minder dan 0,1% van alle rundveebedrijven nog tuberculose mag worden vastgesteld. In 2016 werden 2 haarden van tuberculose bij runderen vastgesteld. Na de detectie van een eerste haard in de provincie Henegouwen op 30 september 2016 werden 48 contactbeslagen opgevolgd via een algemene staltuberculinatie. Op 12 december 2016 werd tuberculose vastgesteld in een contactbeslag van de eerste haard. In het kader van het epidemiologisch onderzoek en de tracering van deze tweede haard werden 90 contactbeslagen bijkomend opgevolgd via tuberculinatie. Alle contactbeslagen die moesten geblokkeerd worden, zijn inmiddels vrijgegeven. Opvolging van verwerpingen Bij iedere melding van een verwerping bij runderen, schapen of geiten wordt, naast het verplichte brucelloseonderzoek, een uitgebreid onderzoek op een hele reeks ziekteverwekkers uitgevoerd. Het onderzoek naar de oorzaak van de verwerping wordt uitgevoerd op serum van het moederdier en virologisch en bacteriologisch onderzoek van de verworpen vrucht of de nageboorte. In 2016 werden 10.209 verwerpingen onderzocht bij runderen. Dit betekent een daling ten opzichte van 2015 (11.884) waar de start van het BVD-bestrijdingsprogramma met een verplicht onderzoek van de foetus een stijging van het aantal abortusonderzoeken veroorzaakt had. Het aantal abortusonderzoeken blijft hoog dank zij de financiering door het FAVV van de onderzoeken uitgevoerd in het kader van het abortusprotocol en door het feit dat de materialen voor onderzoek worden opgehaald. Geen enkel geval van brucellose werd vastgesteld. Geïdentificeerde ziekteverwekkers in geval van verwerpingen bij runderen:
Rabiës Vanaf 29 december 2014 is er een nieuwe Europese regelgeving van kracht die moet worden toegepast door alle Lidstaten i.v.m. reizen met gezelschapsdieren (honden, katten en fretten). Deze harmonisatie bedoelt een gemeenschappelijke aanpak in de strijd tegen hondsdolheid in Europa. Rabiës of hondsdolheid is een dierziekte die wereldwijd verspreid is en jaarlijks aan meer dan 50.000 mensen het leven kost. Omwille van het sluipende en dodelijke karakter van de ziekte, is de invoer van honden en katten vanuit andere lidstaten van de EU en van buiten de EU streng gereglementeerd. Deze verstrenging van de maatregelen wijst op de grote bezorgdheid en het belang dat Europa hecht aan de strijd tegen hondsdolheid. OSE Overdraagbare spongiforme encefalopathieën of OSE (Engels: TSE) zijn ziekten die de hersenen en het zenuwstelsel van dieren progressief aantasten. Deze ziekten worden veroorzaakt door bepaalde infectieuze eiwitten, prionen genaamd. De bekendste OSE is BSE of boviene spongiforme encefalopathie, beter gekend als de gekkekoeienziekte. Een bewaking van OSE bij runderen, schapen en geiten werd uitgevoerd in veehouderijen, op markten, bij het vervoer en in de slachthuizen. De hersenen van alle verdachte dieren werden geanalyseerd door het CODA.
In mei 2012 kreeg België officieel het statuut van verwaarloosbaar risico op BSE. Om een doeltreffende bestrijding van de ziekte te blijven garanderen voert het FAVV DNA-tests uit om de traceerbaarheid van rundvlees te kunnen controleren. Met dit doel wordt in het slachthuis een stukje van het oor van alle geslachte runderen bewaard en de opvolging van het dier wordt verzekerd door het Sanitel systeem. In uitsnijderijen en slagerijen worden stalen rundvlees verzameld waarop DNA-analyses worden uitgevoerd. Het vlees wordt vervolgens teruggetraceerd tot op niveau van het slachthuis: een DNA-analyse wordt uitgevoerd op het oor dat in het slachthuis wordt bewaard en op het vlees. In geval er geen overeenstemming is tussen het DNA van het vlees en het DNA van het dier, wordt een onderzoek uitgevoerd naar de redenen.
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
Non-conformiteiten
Controle op de vereisten inzake preventie BSE: feedban In het kader van de BSE-bestrijding, voert het FAVV controles uit om na te gaan of er geen verboden dierlijke eiwitten aanwezig zijn, in het bijzonder door kruiscontaminaties in voeder voor herkauwers. De hieronder vermelde inspecties verifiëren of er op het veebedrijf/aquacultuurbedrijf enkel voeders aanwezig zijn met dierlijke ingrediënten die aan alle op het erf aanwezige veedieren geven mogen worden. Een eventuele kruiscontaminatie van een dierlijk ingrediënt naar een niet-doeldiervoeder zal in dit geval immers geen gevaar opleveren voor het ondergraven van het verbod op bepaalde dierlijke eiwitten.
De resultaten zijn vergelijkbaar met deze van de voorbije drie jaren. Daarnaast worden er ook analyses uitgevoerd op de aanwezigheid van niet toegelaten dierlijke bestanddelen en onvoldoende zuivere rundvetten. Er worden ook analyses uitgevoerd voor de opsporing van GTH (glyceroltriheptanoaat) dat als merker wordt toegevoegd aan vleesbeendermeel en dierlijke vetten van categorie 1- en 2-materiaal, aangezien deze niet mogen gebruikt worden in diervoeders.
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
Non-conformiteiten
Vogelgriep Sinds 2003 organiseert het Voedselagentschap jaarlijks een monitoring van vogelgriepvirussen. Deze monitoring wordt uitgevoerd aan de hand van serologische onderzoeken bij pluimvee en virologische onderzoeken bij wilde vogels en is er vooral op gericht om laagpathogene virussen op te sporen (types H5 en H7) die belangrijk zijn voor pluimvee. Daarnaast werd ook veel aandacht besteed aan verdachte sterfte bij wilde vogels, wat steeds een indicatie kan zijn van de introductie van het H5N1-virus, dat voor de mens een groter risico inhoudt dan andere vogelgriepvirussen. Voor de monitoring bij wilde vogels wordt samengewerkt met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBINW), het "Réseau de surveillance sanitaire de la faune sauvage" van de Université de Liège en de natuurdiensten van de Gewesten. De monsternemingen bij pluimvee worden uitgevoerd door het FAVV, DGZ en ARSIA. Er worden zowel levende wilde vogels als kadavers van wilde vogels en pluimvee bemonsterd en onderzocht. De resultaten van de analyses zijn beschikbaar op de website van het FAVV. West Nile virus Sinds 2010 wordt door het FAVV jaarlijks een monitoring georganiseerd van het West Nile virus. Dit virus kan bij mensen West-Nijlkoorts veroorzaken, een ziekte die door muggen wordt overgedragen met soms een dodelijke afloop. Vogels zijn het reservoir van dit virus, ook andere diersoorten zoals bv paarden kunnen besmet worden. Hoewel de ziekte nog nooit in België werd aangetroffen, heeft dit virus zich al wel volop in Zuid- en Zuidoost-Europa genesteld; van daaruit kan het snel ons land bereiken. De monsternemingen werden op dezelfde wijze uitgevoerd als voor de vogelgriep.
|
|