|
|
Ten dienste van |
Ten dienste van |
Internationale |
Inspecties | gezondheid, CVTI |
Monsternemingen en analyses |
Controles bij invoer |
Fraude- bestrijding |
Barometers |
|
Dierengezondheid Afdrukbare versie | Laatst bijgewerkt op
02.05.2017
Het sanitaire beleid van het FAVV is erop gericht de vrije status voor dierziekten te behouden en het toepassingsgebied ervan uit te breiden. Het voorziet onder meer in onderzoek en systematische analyses in geval van abortus bij runderen en kleine herkauwers, een aangepaste wintercampagne bij runderen, bloedanalyses van runderen afkomstig uit landen die niet officieel vrij zijn van bepaalde ziekten bij hun binnenkomst in België en analyse en monitoring van nieuwe of opnieuw opkomende dierenziekten. Het FAVV vertrouwt een belangrijk deel van het gezondheidstoezicht toe aan de gewestelijke verenigingen voor diergezondheid ARSIA en DGZ (monitoring en diagnose van meldingsplichtige ziekten, gerichte bewaking van ziekten in het kader van officiële surveillance en uitroeiingprogramma’s, ondersteuning en bedrijfsbegeleiding in het kader van ziektebewaking, identificatie en registratie van dieren) alsook aan het CODA (nationaal referentielaboratorium in het kader van dierziekten en zoönosen, epidemiologisch onderzoek en risicoanalyse, verbetering van de kwaliteit van de databanken die gebruikt worden bij de vaccinatiecampagnes en voor de controles van de dierengezondheid) en trekt hier jaarlijks meer dan 10 miljoen € voor uit.
Na het brucellose-incident einde 2010 en begin 2012 met een laatste haard begin 2013 werd geen enkele haard van runderbrucellose meer vastgesteld. Het bewakingsprogramma voorziet een verplicht onderzoek bij verwerpingen en ook een onderzoek van bepaalde veehouderijen geselecteerd op basis van een risicoanalyse: Het tweemaal per jaar screenen van alle melkveebedrijven door het onderzoek van tankmelk werd opnieuw uitgevoerd. In 2017 waren alle resultaten gunstig. Rundertuberculose België is officieel vrij van rundertuberculose sinds 25 juni 2003. Dit betekent dat op jaarbasis op minder dan 0,1% van alle rundveebedrijven nog tuberculose mag worden vastgesteld. De getroffen maatregelen in de laatste haard van 2016 werden begin 2017 opgeheven na volledige afslachting en na reiniging en ontsmetting van de installaties. Er werd een nieuwe haard van rundertuberculose aangetroffen tijdens de wintermonitoring 2016-2017. Het epidemiologisch onderzoek kon 4 secundaire haarden identificeren. Voor drie van deze bedrijven werd een totale slachtorder afgeleverd. In de twee andere bedrijven werd een gedeeltelijke slachting uitgevoerd en deze bedrijven worden nog steeds opgevolgd begin 2018. Opvolging van verwerpingen Bij iedere melding van een verwerping bij runderen, schapen of geiten wordt, naast het verplichte brucelloseonderzoek, een uitgebreid onderzoek op een hele reeks ziekteverwekkers uitgevoerd. Het onderzoek naar de oorzaak van de verwerping wordt uitgevoerd op serum van het moederdier en virologisch en bacteriologisch onderzoek van de verworpen vrucht of de nageboorte. In 2017 werden 9.964 verwerpingen onderzocht bij runderen. Dit betekent een daling ten opzichte van 2016 (10.209). Het aantal abortusonderzoeken blijft hoog dank zij de financiering door het FAVV van de onderzoeken uitgevoerd in het kader van het abortusprotocol en door het feit dat de materialen voor onderzoek worden opgehaald. Geen enkel geval van brucellose werd vastgesteld. Geïdentificeerde ziekteverwekkers in geval van verwerpingen bij runderen:
In 2017 werden 137 verwerpingen onderzocht bij schapen en geiten (111 in 2013, 149 in 2014 en 2015, 109 in 2016). Geen enkel geval van brucellose werd vastgesteld. Geïdentificeerde ziekteverwekkers in geval van verwerpingen bij schapen en geiten (foetus en placenta):
Rabiës Vanaf 29 december 2014 is er een nieuwe Europese regelgeving van kracht die moet worden toegepast door alle Lidstaten i.v.m. reizen met gezelschapsdieren (honden, katten en fretten). Deze harmonisatie bedoelt een gemeenschappelijke aanpak in de strijd tegen hondsdolheid in Europa. Rabiës of hondsdolheid is een zoönose (dierziekte die ook op de mens kan worden overgedragen) die wereldwijd verspreid is en jaarlijks aan meer dan 55.000 mensen het leven kost. Omwille van het sluipende en dodelijke karakter van de ziekte, is de invoer van honden en katten vanuit andere lidstaten van de EU en van buiten de EU streng gereglementeerd. Deze verstrenging van de maatregelen wijst op de grote bezorgdheid en het belang dat Europa hecht aan de strijd tegen hondsdolheid. In oktober 2017 overleed een Frans kind aan hondsdolheid, ongeveer twee maanden na op vakantie in Sri Lanka in contact geweest te zijn met een besmette hond die blijkbaar geen enkel symptoom vertoonde. OSE Overdraagbare spongiforme encefalopathieën of OSE (Engels: TSE) zijn ziekten die de hersenen en het zenuwstelsel van dieren progressief aantasten. Deze ziekten worden veroorzaakt door bepaalde infectieuze eiwitten, prionen genaamd. De bekendste OSE is BSE of boviene spongiforme encefalopathie, beter gekend als de “gekkekoeienziekte”. Een bewaking van OSE bij runderen, schapen en geiten werd uitgevoerd in veehouderijen, op markten, bij het vervoer en in de slachthuizen. De hersenen van alle verdachte dieren werden geanalyseerd door het CODA.
In mei 2012 kreeg België officieel het statuut van “verwaarloosbaar risico op BSE”. Om een doeltreffende bestrijding van de ziekte te blijven garanderen en de traceerbaarheid van rundsvlees te controleren, voert het FAVV DNA-tests uit. Daarom wordt in het slachthuis een stukje van het oor van alle geslachte runderen bewaard en de tracering van het dier doorheen de voedselketen wordt verzekerd door het Sanitel-systeem. In uitsnijderijen en slagerijen worden stalen rundvlees verzameld die vervolgens worden getraceerd tot op niveau van het slachthuis: op het oor dat in het slachthuis wordt bewaard en op de stalen van het vlees uit de uitsnijderij of de slagerij wordt een DNA-analyse uitgevoerd. Wanneer er geen overeenstemming is tussen het DNA van het vlees en het DNA van het oor, wordt een onderzoek uitgevoerd.
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
Non-conformiteiten
Controle op de vereisten inzake preventie BSE: feedban In het kader van de BSE-bestrijding, voert het FAVV controles uit om na te gaan of er geen verboden dierlijke eiwitten aanwezig zijn, in het bijzonder door kruiscontaminaties in voeder voor herkauwers. De hieronder vermelde inspecties verifiëren of er op het veebedrijf/aquacultuurbedrijf enkel voeders aanwezig zijn met dierlijke ingrediënten die aan alle op het erf aanwezige veedieren geven mogen worden. Een eventuele kruiscontaminatie van een dierlijk ingrediënt naar een niet-doeldiervoeder zal in dit geval immers geen gevaar opleveren voor het ondergraven van het verbod op bepaalde dierlijke eiwitten. Tijdens 3.129 inspecties in 2017 werd slechts één keer voeder aangetroffen met dierlijke ingrediënten die niet aan alle op het erf aanwezige dieren gegeven mochten worden. De resultaten zijn vergelijkbaar met deze van de vier voorbije jaren. Daarnaast worden er ook analyses uitgevoerd op de aanwezigheid van niet toegelaten dierlijke bestanddelen en onvoldoende zuivere rundvetten. Er worden ook analyses uitgevoerd voor de opsporing van GTH (glyceroltriheptanoaat) dat als merker wordt toegevoegd aan vleesbeendermeel en dierlijke vetten van categorie 1- en 2-materiaal, aangezien deze niet mogen gebruikt worden in diervoeders.
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
Non-conformiteiten
Vogelgriep Sinds 2004 organiseert het Voedselagentschap jaarlijks een monitoring van vogelgriepvirussen. Deze monitoring wordt uitgevoerd aan de hand van serologische onderzoeken bij pluimvee en virologische onderzoeken bij wilde vogels en is er vooral op gericht om laagpathogene virussen op te sporen (types H5 en H7) die belangrijk zijn voor pluimvee. Daarnaast werd ook veel aandacht besteed aan verdachte sterfte bij wilde vogels, wat steeds een indicatie kan zijn van de introductie van het H5N1-virus, dat voor de mens een groter risico inhoudt dan andere vogelgriepvirussen. De monsternemingen bij pluimvee worden uitgevoerd door het FAVV, DGZ en ARSIA. Voor de monitoring bij wilde vogels wordt samengewerkt met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBINW), het "Réseau de surveillance sanitaire de la faune sauvage" van de Université de Liège en de natuurdiensten van de Gewesten. Er worden zowel levende wilde vogels als kadavers van wilde vogels bemonsterd en onderzocht. De resultaten van de analyses zijn beschikbaar op de website van het FAVV. Cysticercose Cysticercen zijn larvale tussenstadia van lintwormen die bij consumptie door de mens kunnen aanleiding geven tot het ontstaan van een volwassen lintworm. Bij een gelokaliseerde infestatie met cysticercen wordt een koudebehandeling toegepast: het vlees wordt ten minste 10 dagen aan -18°C bewaard, waarna het geschikt is voor humane consumptie. Bij een veralgemeende infestatie met cysticercen worden de karkassen afgekeurd. In 2017 werden in de slachthuizen bij runderen 1.348 gevallen van gelokaliseerde cysticercose (978 in 2013, 1.154 in 2014, 1.242 in 2015, 1.262 in 2016) en 27 gevallen van veralgemeende cysticercose (16 in 2013, 18 in 2014, 11 in 2015, 20 in 2016) aangetroffen. Equine infectieuze anemie Er werd sinds 2013 geen enkele uitbraak van equine infectieuze anemie vastgesteld. Ziekten bij aquacultuurdieren In 2017 werd drie uitbraken van het koi herpesvirus vastgesteld in vijvers van particulieren. De nodige maatregelen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan werden ingesteld (verbod op verplaatsing van levende vissen, beheer van afval/water/materiaal). Meer informatie is terug te vinden op onze website. Bijenziekten Naast de actieve bewaking van de bijengezondheid in het kader van het HealthyBee-project (zie kaderstukje), voert het FAVV een passieve bewaking uit van de officiële bijenziekten.
|
|