|
|
Het FAVV als organisatie |
Sociale economische en administratieve context | Visie van de belanghebbenden | Strategische en operationele doelstellingen 2015-2017 | Inspectiefrequenties | Stand van zaken doelstellingen |
|
Inleiding Afdrukbare versie | Laatst bijgewerkt op
22.04.2016 Na de dioxinecrisis in 1999 besliste de regering dat alle controle- en inspectiediensten die met voedselveiligheid te maken hadden, gereorganiseerd moesten worden om hun efficiëntie te verbeteren. Dit was de aanleiding tot de oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen door de wet van 4 februari 2000. Het FAVV is een parastatale instelling van het type A. Het eerste businessplan werd op expliciete vraag van de regering naar een beleidsnota voor het FAVV door de toenmalige gedelegeerd bestuurder opgesteld. In zijn businessplan van 15 september 2000, door de regering goedgekeurd op 22 november 2000, werden reeds de grote beleidsopties zoals we die nog steeds kennen opgenomen. De controle van de gehele keten met een globaal monitoring-programma werd voorzien en de noodzaak van autocontrolesystemen waarvan de implementatie ook door neutrale derden kan geverifieerd worden. De basiselementen van autocontrole werden omschreven: registratie van de operatoren, naspeurbaarheid (traceerbaarheid), meldingsplicht en toepassen van internationaal aanvaarde normen zoals HACCP. De nood voor een aangepast systeem voor kleinere bedrijven werd ook al erkend. De financiering van het FAVV moest budgettair neutraal zijn, met bijdragen van de sectoren voor de financiering van de controleactiviteiten in functie van hun risico. Bedrijven die een autocontrolesysteem geïmplementeerd hadden en onderhielden dienden een financiële aanmoediging te krijgen. En er moest gestreefd worden naar de samenwerking met de verschillende belanghebbenden. De structuur van het FAVV en de integratie van de verschillende diensten werd in grote lijnen vastgelegd, inclusief een crisiscel, een communicatiecel en een meldpunt. In de aanvangsfase concentreerde men zich op de uitbouw van nieuwe structuren, de integratie van de diverse diensten (afkomstig van de Ministeries van Landbouw en Middenstand, Volksgezondheid en het Instituut voor Veterinaire keuring en later de medewerkers van de Centrale Dierengezondheids Vereniging (CDV) en het uitwerken van een nieuw controlebeleid. Oorsprong van het FAVV Verschillende werkgroepen werkten de verschillende thema’s uit. Vanaf 2002 kwam op basis van het geleverde werk en met de aanstelling van een nieuw directiecomité de praktische uitbouw van het FAVV in een stroomversnelling. Vanaf 2003 beschikte het over een eigen budget, en het zelfde jaar ging onder meer het Koninklijk besluit inzake autocontrole in voege. In 2004 werd de integratie van het personeel definitief afgerond en werd voor het eerst gewerkt op basis van een globaal programma voor alle sectoren, producten en risico’s gebaseerd op een evaluatie van het risico. Nadat de interne integratie afgerond was en de fundamenten gelegd waren voor een nieuw beleid was het noodzakelijk om een nieuw businessplan op te stellen waarin de focus lag op de ontwikkeling van een betrouwbare organisatie en een efficiënte werking. Het tweede businessplan, voor de periode 2005-2008 vertrok van het kernproces van het FAVV, zijn relatie met de belanghebbenden, de nieuwe structuur en een intern en extern uitgevoerde SWOT-analyse. Hierop werd een strategisch visie ontwikkeld met als doel toegevoegde waarde te creëren in 5 globale resultaatsgebieden: het verwezenlijken van een veilige voedselketen, een betrouwbaar imago, het verzorgen van een stabiel juridisch kader, het nastreven van complementariteit met de sectoren en een uitmuntende operationele dienstverlening. De visie werd geconcretiseerd in 11 strategische doelstellingen. Enkele in het oog springende doelstellingen waren de implementatie van de validatie van autocontrolesystemen door derden en het FAVV, externe certificatie van de kwaliteitssystemen van het FAVV, een efficiënte risico-evaluatie, een geïntegreerd IT-systeem, de communicatie naar consumenten en operatoren en uiteraard een nieuw financieringssysteem. Het bevorderen van de autocontrole De businessplannen 2009-2011 en 2012-2014 bouwden niet alleen voort op de realisaties van de voorgaande businessplannen, maar legden ook hun eigen accenten: ze vertrokken van een analyse van de context, zowel administratief als socio-economisch, de financiering werd bijgestuurd, inspectiefrequenties werden vastgelegd, de methodologie werd verder geformaliseerd, aandacht voor de aanvaarding door de operatoren en de consumenten, transparantie, de bevordering van de autocontrole en de verhoging van de bonus, aandacht voor administratieve vereenvoudiging en de export van producten uit de agro-voedingsindustrie, verdere uitbouw van de kwaliteitszorg en performante informaticamiddelen, meer vorming en opleiding voor operatoren, …
De realisaties uit het verleden vormen ondertussen een indrukwekkende lijst:
Voor het nieuwe businessplan kan verder voortgebouwd worden op deze realisaties. Het streven naar continue verbetering en het inspelen op nieuwe maatschappelijke tendensen zullen de aanpak sturen. Maar ondanks deze solide basis staat het FAVV voor een belangrijke en nieuwe uitdaging: het maximaal behoud van zijn activiteiten op het moment dat bijzonder zwaar bespaard moet worden. De besparingen houden in het algemeen het volgende in:
Voor het FAVV zijn deze besparingen enkel geldig voor het gedeelte van de uitgaven gedekt door de dotatie (60%). Dit betekent dat het FAVV van een budget van € 176.059.936 in 2014 terugvalt op een budget van € 162.436.732 in 2015 of een vermindering van € 13.623.204. De besparingen zullen een impact hebben op de organisatie zelf als de partners waarmee samengewerkt wordt. Vergelijk dit met 2008 toen de uitgavenbegroting nog € 186 miljoen bedroeg en men kan alleen maar vaststellen dat de laatste jaren significante inspanningen gedaan werden waarbij steeds naar een behoud van de activiteiten van het FAVV gestreefd werd maar deze bijkomende inspanningen zullen zeker een effect hebben op het niveau van dienstverlening aan de consumenten en bedrijven. |
|