|
Microbiologisch contaminanten Afdrukbare versie | Laatst bijgewerkt op
10.06.2021
Elk jaar voert het FAVV meerdere tienduizenden microbiologische analyses uit op monsters uit de hele voedselketen. Zo worden pathogene microorganismen opgespoord (Salmonella, Campylobacter, STEC (o.a. E. coli O157, O103, O104:H4, O111, O145 en O26), Listeria monocytogenes, Staphylococcus coagulase positieve, Bacillus cereus, Hepatitis A-virus, Norovirus, Clostridium perfringens, Cronobacter sakazakii, Clostridium botulinum, Vibrio cholereae, Vibrio parahaemolyticus, Yersinia) en indicatororganismen voor de hygiëne (totaal kiemgetal, E. coli, Enterobacteriaceae, gisten en schimmels).
Microbiologische risico’s bij niet-gekoelde bewaring van belegde broodjes (Advies 10-2015)
De wetgeving bepaalt een maximale bewaartemperatuur voor samengestelde levensmiddelen. Voor belegde broodjes bedraagt deze temperatuur 4 °C of 7 °C afhankelijk van de aard van het beleg. Aangezien volgens operatoren deze lage bewaartemperatuur een negatieve invloed heeft op de smaak werd aan het Wetenschappelijk Comité gevraagd of de broodjes bij een hogere temperatuur kunnen worden te koop gesteld in de detailhandel zonder de voedselveiligheid in het gedrang te brengen.
Belegde broodjes kunnen bereid worden met een groot gamma aan verschillende ingrediënten waaronder vlees en vleesproducten, verse en verwerkte visserijproducten, rauwe groenten, gekookte eieren, sauzen, enz. Het is echter mogelijk dat de ingrediënten besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Listeria monocytogenes, Salmonella, Staphylococcus aureus of E. coli. Sommige van deze bacteriën moeten eerst groeien en/of toxische stoffen produceren alvorens ze ziekte kunnen veroorzaken bij de mens. Dit is voornamelijk het geval wanneer de ingrediënten voor de bereiding van de belegde broodjes uit de koeling gehaald worden. De temperatuur zal dan namelijk stijgen waardoor de eventueel aanwezige ziekteverwekkende bacteriën kunnen groeien in de belegde broodjes. Wanneer consumenten vervolgens de belegde broodjes aankopen en ze niet onmiddellijk consumeren, zal de groei van deze bacteriën nog meer in de hand gewerkt worden.
Uit een Franse studie is gebleken dat alle consumenten die belegde broodjes aankopen, deze bij kamertemperatuur bewaren en dat 99,99 % van de consumenten deze binnen de 4 uren consumeert. Op basis van de resultaten van studies naar de groei van ziekteverwekkende bacteriën en op basis van expertopinie, schat het Wetenschappelijk Comité in dat een bewaring van de belegde broodjes bij 13 °C gedurende 3 uren in de winkel geen bijkomende voedselveiligheidsrisico veroorzaakt als de consument het broodje binnen de 4 uren consumeert. Maar deze inschatting is niet geldig voor alle belegde broodjes die bereid worden met vers vlees en vleesbereidingen (o.a. carpaccio, gehakt, filet americain) of verse vis. Deze ingrediënten hebben meer kans op aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën en bevorderen bovendien hun groei.
Het Wetenschappelijk Comité raadt aan om in de verkooppunten de temperatuur van belegde broodjes nauwgezet in de gaten te houden zodat deze beperkt blijft tot maximum 3 uur bij 13 °C. Indien overschrijding, kan de algemene microbiologische kwaliteit en eventueel de voedselveiligheid in het gedrang komen. |
Indicator microorganismen
Indicatororganismen zijn micro-organismen, toxinen of metabolieten. Hun aanwezigheid of concentratie hangt samen met de beheersing van de proceshygiëne. Het kunnen indicatoren zijn van een initiële microbiële contaminatie van rauwe producten, van de beheersing van contaminaties na hittebehandeling, van de hygiëne bij het hanteren van levensmiddelen, van de bewaaromstandigheden. Bijvoorbeeld voor de opvolging van fecale contaminatie : Enterobacteriaceae of E. coli en voor de monitoring van contaminatie via de lucht, gist en schimmels.
Opgelet, hygiënecriteria voor een schakel in de voedselketen kunnen beschouwd worden als een veiligheidscriterium voor een andere schakel in de keten en omgekeerd. Bijvoorbeeld, binnen dezelfde keten is Salmonella een proceshygiëne-indicator tijdens het slachten en wordt dan een veiligheidscriterium voor gehakt.
Aantal missies |
Aantal operatoren |
6.443 |
3.647 |
|
Aantal monsternemingen |
Gunstige monsternemingen |
Aantal maatregelen |
E. coli |
7.402 |
97,8% |
50 |
Totaal kiemgetal |
3.520 |
85,7% |
65 |
Enterobacteriaceae |
1.848 |
95,2% |
32 |
Gisten en schimmels |
568 |
78,2% |
5 |
Pseudonomas aeruginosa |
170 |
98,2% |
2 |
Enterococcen |
139 |
97,8% |
2 |
Coliformen |
130 |
94,6% |
3 |
Sporen van sulfiet reducerende anaeroben |
74 |
100% |
|
Streptococcen |
43 |
97,7% |
|
Totaal |
9.089 |
91,3% |
152 |
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
|
Aantal maatregelen |
Maatregelen ingevolge non-conformiteiten bij een andere operator |
55 |
Waarschuwingen |
45 |
Inbeslagnemingen |
1 |
PV |
5 |
Andere |
46 |
Totaal |
152 |
Non-conformiteiten
|
Aantal monsternemingen |
Non-conforme parameters |
Vlees en vleesproducten |
378 |
E. coli, Enterobacteriaceae, totaal kiemgetal, gisten en schimmels |
Groenten en fruiten |
97 |
gisten en schimmels, totaal kiemgetal, E. coli |
Melk en melkproducten |
75 |
totaal kiemgetal, E. coli, Enterobacteriaceae |
Visserijproducten |
64 |
totaal kiemgetal, E. coli |
Water en ijsblokjes |
27 |
Pseudomonas aeruginosa, Coliformes |
Roomijs en solf-ice |
26 |
totaal kiemgetal, Enterobacteriaceae |
Kaas |
25 |
E. coli |
Schaaldierensalade, vissalade |
24 |
gisten en schimmels, totaal kiemgetal |
Patisserie |
17 |
totaal kiemgetal, E. coli |
Kant-en-klare maaltijden |
14 |
totaal kiemgetal, E. coli, Enterobacteriaceae |
Meststoffen, dierlijke eiwitten, digestaten |
9 |
Enterobacteriaceae, E. coli |
Bereidingen op basis van rauwe eieren |
7 |
totaal kiemgetal, E. coli |
Seitan, tempeh, tofu |
6 |
totaal kiemgetal |
Dieetvoedingsmiddelen voor medisch gebruik, speciaal bestemd voor zuigelingen |
3 |
totaal kiemgetal |
Zuigelingenmelk en -voeding |
3 |
totaal kiemgetal, Enterobacteriaceae |
Specerijen |
3 |
totaal kiemgetal |
Aanvullende diervoeders |
1 |
Enterobacteriaceae |
Eiproducten in poeder |
1 |
Enterobacteriaceae |
Voedingspasta |
1 |
E. coli |
Pathogene microorganismen
Bij het analyseren van voedingsmiddelen op pathogenen, wordt gefocused op de microorganismen die ziekte kunnen veroorzaken bij de mens door de consumptie van levensmiddelen die ziekteverwekkers bevatten. Sommige bacteriën produceren toxines waardoor men ziek wordt. Onder de pathogene microorganismen/toxines vallen bacteriën (vb. Listeria monocytogenes, Salmonella, shigatoxineproducerende E. coli, Yersinia enterocolitica), virussen (vb. Norovirus, Hepatitis A virus) en toxines van bacteriën (vb. toxines van Clostridium perfringens, van Bacillus cereus, van Staphylococcus aureus).
Aantal missies |
Aantal operatoren |
11.282 |
5.754 |
|
Aantal monsternemingen |
Gunstige monsternemingen |
Aantal maatregelen |
Salmonella |
10.912 |
97,3% |
90 |
Listeria monocytogenes |
9.466 |
99,0% |
37 |
Staphylococcus |
4.193 |
98,2% |
15 |
STEC |
3.612 |
99,1% |
9 |
Campylobacter |
3.434 |
93,0% |
28 |
Bacillus cereus |
1.446 |
98,3% |
3 |
Yersinia enterocolitica |
608 |
86,5% |
6 |
Norovirus |
489 |
99,2% |
|
Cronobacter sakazakii |
404 |
99,8% |
1 |
Clostridium perfringens |
379 |
99,2% |
1 |
Hepatitis A Virus |
370 |
99,5% |
|
Vibrio cholerae |
289 |
87,2% |
8 |
Vibrio parahaemolyticus |
151 |
80,8% |
4 |
Clostridium botulinum |
119 |
98,3% |
|
Yersinia serotypering |
45 |
42,2% |
|
Vibrio cholerae pathogeen |
43 |
69,8% |
2 |
Vibrio parahaemolyticus pathogeen |
36 |
69,4% |
1 |
Totaal |
20.480 |
95,6% |
196 |
Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
|
Aantal maatregelen |
Waarschuwingen |
23 |
Maatregelen ingevolge non-conformiteiten bij een andere operator |
25 |
Inbeslagnemingen |
8 |
PV |
11 |
Andere |
129 |
Totaal |
196 |
Non-conformiteiten
|
Aantal monsternemingen |
Non-conforme parameters |
Vlees en vleesproducten |
640 |
Salmonella, STEC, Listeria monocytogenes, Yersinia enterocolitica, Campylobacter, Staphylococcus coagulase pos., Clostridium botulinum |
Visserijproducten |
77 |
Vibrio parahaemolyticus, Vibrio cholereae, Salmonella, Listeria monocytogenes, norovirus, hepatitis A virus |
Kaas |
42 |
STEC, Staphylococcus coagulase pos., Listeria monocytogenes |
Diervoeders |
26 |
Salmonella |
Zuigelingenmelk en -voeding |
19 |
Listeria monocytogenes, staphylococcus coagulase pos., STEC, Cronobacter sakazakii |
Kant-en-klare maaltijden |
18 |
Bacillus cereus, Listeria monocytogenes, Staphylococcus coagulase pos. |
Roomijs en solf-ice |
9 |
Staphylococcus coagulase pos. |
Bereidingen op basis van rauwe eieren |
8 |
Staphylococcus coagulase pos. |
Patisserie |
6 |
Staphylococcus coagulase pos., Bacillus cereus |
Groenten en fruiten |
5 |
STEC, Listeria monocytogenes, Staphylococcus coagulase pos., Salmonella |
Water en ijsblokjes |
4 |
Clostridium perfringens, Bacillus cereus |
Melk en melkproducten |
4 |
STEC, Staphylococcus coagulase pos |
Specerijen |
2 |
Bacillus cereus |
Rijst, pasta, griesmeel |
2 |
Staphylococcus coagulase pos., Bacillus cereus |
Schaaldierensalade, vissalade |
2 |
Staphylococcus coagulase pos., Listeria monocytogenes |
Eieren |
1 |
Staphylococcus coagulase pos. |
Antibioticaresistentie
De Belgische overheden en onderzoeksinstellingen in het algemeen en het Wetenschappelijk comité van het FAVV in het bijzonder besteden heel wat aandacht aan antimicrobiële resistentie. Niet alleen wordt de situatie opgevolgd door monitoring (analyses van vlees en van levende dieren), maar er worden ook concrete maatregelen genomen en voorbereid om tot een rationeel gebruik van antibiotica in de dierlijke sector te komen zodat de resistentie teruggedrongen kan worden en zo vermeden wordt dat ze een gevaar vormt voor de volksgezondheid.
Samen met de verschillende betrokkenen uit de sector levert het FAVV een financiële bijdrage en werkt het samen met het AMCRA (Antimicrobial Consumption and Resistance in Animal). Dit expertisecentrum sensibiliseert veehouders en dierenartsen, maakt een inventaris op van de situatie en stelt gidsen op om tot een verantwoord gebruik van antibiotica te komen.
In 2015 werd de aanzet gegeven voor een convenant tussen de overheid en de betrokken sectoren om de door AMCRA voorgestelde reductiedoelstellingen voor het gebruik van antibiotica op te volgen en om de implementatie van auto-regulerende maatregelen te stimuleren. Eveneens werd gewerkt aan een koninklijk besluit dat de regels zal vastleggen voor verplichte centrale registratie van het gebruik van antimicrobiële middelen en voor de omkadering van het gebruik in de diergeneeskunde van de voor de dieren- en volksgezondheid kritisch belangrijke antibiotica. De ondertekening van het convenant en de publicatie van het koninklijk besluit is voorzien in de zomer van 2016.
Sinds 2011 wordt door het FAVV de antimicrobiële resistentie van pathogenen en indicatorkiemen bij kalveren, jonge runderen, varkens en pluimvee opgevolgd. Sedert 2014 is er een op Europees niveau geharmoniseerde monitoring die ook door België uitgevoerd wordt. De antimicrobiële resistentie van o.a. E. coli, Salmonella en Campylobacter wordt opgevolgd evenals het voorkomen van ESBL-producerende E. coli’s. De Europese resultaten worden jaarlijks gepubliceerd door de EFSA.
Dankzij deze inspanningen wordt een significante daling waargenomen in de prevalentie van de resistentie van, en het optreden van multiresistentie bij E. coli bij de verschillende diersoorten in de periode 2011-2015. Dit vertaalt zich onder andere in een daling van de prevalentie van ESBL-producerende E. coli’s op karkassen en vlees van pluimvee.
AMCRA
Het Kenniscentrum AMCRA (Antimicrobial Consumption and Resistance in Animals), een initiatief van alle betrokken actoren uit de sector en mede ondersteund en gefinancierd door het FAVV en het FAGG (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten), is werkzaam sedert 2012.
Jaarlijks worden strategische doelstellingen vastgelegd ter bevordering van de informatie, sensibilisatie en communicatie in het kader van de antimicrobiële resistentie bij productie- en gezelschapsdieren. Hun uitgebrachte adviezen, formularia, gezondheidsgidsen en dergelijke worden gepubliceerd op hun website (www.amcra.be). Verder verzorgt AMCRA sensibilisatiecampagnes, roadshows voor dierenartsen en veehouders en vaardigt ze sprekers af op nationale en internationale congressen.
In 2015 bracht AMCRA twee nieuwe adviezen uit, namelijk het advies vaccinatie en bioveiligheid en het advies invloedsfactoren op het antibioticumgebruik en ondersteunde ze de overheid en de sectoren bij de uitbouw van Sanitel-Med, het centrale datacollectiesysteem voor het gebruik van antibioticum. Ook in 2016 gaat de samenwerking verder. |
Monitoring van antimicrobiële resistentie bij zoönotische bacteriën
Campylobacter
De antimicrobiële resistentie van Campylobacter jejuni werd geëvalueerd op 387 stammen afkomstig van karkassen en vlees van pluimvee. De resistentie tegen fluoroquinolonen en tetracycline blijft geleidelijk stijgen in 2015.
- 30% van de isolaten zijn gevoelig voor alle geteste antibiotica,
- 2% van de isolaten zijn resistent aan 3 geteste antibiotica of meer wat een stijging van de multiresistentie betekent ( +1,5% in vergelijking met 2014).
Salmonella
Bij levende dieren worden jaarlijks de Salmonella-isolaten genomen in het kader van het nationale Salmonella bestrijdingsprogramma bij leghennen en braadkippen onderzocht op hun antimicrobiële resistentie profiel. Deze analyses kaderen in de Europese geharmoniseerde monitoring.
Leghennen
Bij leghennen werden 60 isolaten geanalyseerd waaronder 29 S. Enteritidisisolaten, 5 S. Infantisisolaten en telkens 4 S. Idikan-, S. Mbandaka- en S. Rissenisolaten en 1 S. Typhimuriumisolaat. 21 S. Enteritidisisolaten waren resistent tegen colistine, een ervan ook tegen nalidixinezuur. Het enige S. Typhimuriumisolaat was eveneens resistent tegen colistine. De overige 38 isolaten waren allen gevoeilig voor de onderzochte antibiotica.
Braadkippen
Bij braadkippen werden 143 isolaten geanalyseerd: 52% van de isolaten waren resistent tegen minstens een onderzocht antibioticum, 18% van de isolaten waren multiresistent (> 3 antibiotica). Het aantal S. Infantisisolaten is nog gestegen in vergelijking met 2014 (11) maar het percentage multiresistente isolaten is gedaald van 95,2% naar 30%. Bij S. Typhimurium wordt een groter percentage resistente en multiresistente isolaten gezien dan in 2014 (85,7% en 28,6%).
Resultaten van de meest voorkomende serotypes genomen bij braadkippenbedrijven
|
Aantal isolaten |
Resistent tegen minstens 1 antimicrobieel middel |
Multiresistent (> 3 antimicrobiële middelen) |
S. Infantis |
30 |
87% |
30% |
S. Agona |
15 |
0% |
0% |
S. Mbandaka |
13 |
25% |
0% |
S. Livingstone |
12 |
8% |
0% |
S. Typhimurium |
16 |
87% |
50% |
S. Paratyphi B var. Java |
11 |
100% |
64% |
S. Enteritidis |
9 |
78% |
0% |
S. Derby |
7 |
100% |
14% |
S. Rissen |
4 |
75% |
25% |
Levensmiddelen
De antimicrobiële resistentie werd geëvalueerd op 232 stammen van Salmonella die bevestigd werden na analyses conform het controleprogramma. In tegenstelling tot de vorige jaren werden de CMI uitgevoerd op alle serotypes van Salmonella. De serotypes die in 2015 het meest werden aangetroffen waren Give (14%), Enteritidis (11%), Paratyphi B var. L(+) Tartrate+ (10%), Agona (9%), Typhimurium, Mbandaka en Infantis (8% elk). Omdat een groot aantal serotypes werden getest die nooit eerder werden geanalyseerd is een vergelijking met vorige jaren niet mogelijk.
In het kader van een studie over antibioticarestistentie conform de Europese bepalingen inzake de geharmoniseerde monitoring worden karkassen bemonsterd om te verifiëren of het criterium hygiëne van de salmonella-procédé's wordt gerespecteerd. In 2015 betrof het karkassen van varkens en runderen van minder dan één jaar oud. 172 isolaten werden getest. De meeste resistenties werden aangetroffen voor ampicilline (42%), sulfamethoxazol (41%) en tetracycline (35%).
MRSA (methicilline
resistente Staphylococcus aureus)
Sedert 2011 wordt jaarlijks een monitoring uitgevoerd naar de prevalentie en antimicrobiële resistentie van MRSA. Het betreft een cyclus van drie jaar dat zich telkens herhaald waarin in het eerste jaar de monitoring bij pluimvee uitgevoerd wordt, het volgende jaar bij rundvee en het derde jaar bij varkens. Zo werden in 2013 varkens bemonsterd, in 2014 pluimvee en in 2015 runderen.
Prevalentie van van de MRSA’s die tot het clonaal-complex CC398 (diergerelateerde MRSA) behoren
|
Aantal analyses |
MRSA |
CC 398 |
Vleeskalveren |
147 |
44% |
95% |
Vleesrunderen |
103 |
8% |
100% |
Melkrunderen |
96 |
9% |
89% |
Bij de drie categorieën werd een lichte daling waargenomen ten opzichte van de resultaten van 2012. Met uitzondering van een stam waren allen multiresistent tegen 4 tot 15 van de 19 onderzochte antimicrobiële middelen. Geen enkele stam was resistent tegen vancomycine, mupirocine en linezolid, last resort antibiotica in de humane geneeskunde.
Monitoring van antimicrobiële resistentie bij indicatorkiemen
Er wordt jaarlijks een monitoring uitgevoerd van de antimicrobiële resistentie van E. coli bij jonge vleesrunderen op het bedrijf. Bij pluimvee, vleeskalveren en varkens wordt een gelijkaardige monitoring uitgevoerd op het niveau van het slachthuis. De monitoring bij pluimvee, vleeskalveren en varkens maakt deel uit van de op Europees niveau geharmoniseerde monitoring. De monitoring bij jonge vleesrunderen is een nationaal initiatief.
|
Aantal isolaten |
Resistent tegen minstens 1 antimicrobieel middel |
Multiresistent (> 3 antimicrobiële middelen) |
E. coli - pluimvee |
152 |
88,1% |
63,8% |
E. coli – varkens |
186 |
59,1% |
24,5% |
E. coli – jonge runderen |
180 |
28,9% |
12,8% |
E. coli – kalveren |
196 |
76,5% |
46,4% |
Bij pluimvee treedt er een lichte stijging op in het percentage multiresistente stammen ten opzichte van 2014 (58,2%). Dit is een trendbreuk ten opzichte van voorgaande jaren. De meest voorkomende resistentie is tegen ampicilline (75,6%), sulfamethoxazole (68,4%) en ciprofloxacine (63,8%). Bij varkens wordt net zoals voorgaande jaren, een daling gezien, zowel voor het percentage resistente als het percentage multiresistente stammen. Bij jonge runderen blijft het percentage resistente stammen gelijk ten opzichte van 2014 (28,7%) maar wordt een daling waargenomen van het percentage multiresistente stammen (18,3% in 2014). Bij vleeskalveren is er een lichte stijging van het percentage resistente stammen ten opzichte van 2014 (73,9%) maar een daling van het percentage multiresistente stammen (54,3% in 2014).
ESBL
Sinds 2011 worden monsters afkomstig van karkassen en vlees van pluimvee met vel genomen in slachthuizen, in de sectoren verwerking en distributie voor de telling van het aantal E. coli en analyse in het kader van de detectie van ESBL (E. coli die beta-lactamases produceren). In 2015 werden 591 monsters geanalyseerd. 34,9 % testten positief; dit is iets lager dan in 2014 (-2,1 %)
In het kader van de geharmoniseerde monitoring op Europees niveau werden 297 monsters vers varkensvlees en 432 monsters vers rundvlees voor de detectie van ESBL genomen in de distributiesector. Hiervan waren respectievelijk 15,5 % en 9,5 % waren positief.
|
|